Natuurlijk kunnen katten ook ziek zijn, net als mensen. Laatst is mijn kat ook nog ziek geweest. Ze is toen naar de dierenarts gebracht. Er bestaat ook een ziekenhuis voor katten. Dat noem je een dierenkliniek. En natuurlijk kan een dierenambulance daar niet aan ontbreken!
Deze ziektes kunnen katten krijgen:
Kattenziekte
Kattenziekte is wereldwijd de meest bekende infectieuse aandoening van de kat. Het virus komt overal op de wereld voor, is zeer besmettelijk en zieke katten gaan er bijna altijd aan dood. Het kattenziekte-virus blijft buiten het lichaam er lang besmettelijk, in tegenstelling tot het leukosevirus en de virussen die niesziekte veroorzaken. Katten kunnen hierdoor op allerlei manieren besmet raken: via de handen of schoenzolen van een bezoeker, vlooien van een kat of de kleding van een persoon. Virussen zijn zeer klein en met het blote oog niet te zien. Bij niet beschermende katten tast het virus voornamelijk het maagdarmkanaal aan. Daarnaast worden ook de lymfeklieren en het beenmerg aangetast. Hierdoor daalt de weerstand van de kat dramatisch en krijgen andere ziekteverwekkers een kans het ziektebeeld sterk te verergeren. meestal overlijdt de kat aan de gevolgen van deze ziekte. Gelukkig kunnen onze katten worden ingeent voor de kattenziekte. Dat gebeurt 1x per jaar.
Niesziekte
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Bij de volwassen dieren is de ziekte meestal dodelijk en bij de jonge kat kan het een dodelijke afloop hebben, vooral waneer door verzwakking andere aandoeningen een kans krijgen. Niesziekte is geen ziekte die door een enkel virus word veroorzaakt. Deze infectie van de luchtwegen word veroorzaakt door verschillende virussen en bacterien. De belangrijkste virussen zijn Calicivirus (FCV) en het Rhinotracheitis-virus (FVR). De symptomen, die deze twee virussen geven, lijken sterk op elkaar. Hierdoor is het moeilijk om te bepalen welke van de virussen er in het spel is. Een bacterie die ook een rol kan spelen in het niesziekte complex is Chlamidia. Bacteriele infecties van de luchtwegen kunnen in de meeste gevallen afdoende behandeld worden met antibiotica. Dit geld echter niet voor virusinfecties. Katten kunnen worden gevaccineerd tegen de belangrijkste virussen die infecties van de luchtwegen kunnen veroorzaken. Het is zeker niet zo dat een kat die tegen niesziekte is gevaccineerd nooit meer verkouden kan worden. Wel is het zo dat een regelmatige gevaccineerde kat beter bestand zal zijn tegen vitale infecties van de luchtwegen. Tevens is het mogenlijk tegen Chlamidia te vaccineren.
FIP
FIP (Feline Infectieuze Peritonitis) is een door coronavirussen overgebrachte ziekte. Infectie treedt op via mond of neus,
direct van kat tot kat of via verontreinigde oppervlakken. Hoewel het virus in de omgeving enkele weken kan overleven, wordt
het goed geïnactiveerd door de meeste huishoudelijke schoonmaakmiddelen.
Coronavirussen zijn veel voorkomende virussen, welke niet allen tot FIP leiden. De verschillende ondersoorten van het virus
noemt men stammen. Veel van deze stammen veroorzaken weinig of geen ziekteverschijnselen. Het voorkomen van verschillende
virusstammen binnen de coronavirussen gecombineerd met het feit dat niet alle stammen even sterk ziekteverwekkend zijn, maakt
dat FIP via bloedonderzoek moeilijk te diagnosticeren is.
Coronavirussen die FIP veroorzaken infecteren en vermeerderen zich in witte bloedcellen (afweercellen). In reactie hierop
treedt een sterke ontstekingsreactie op.
Op het ogenblik denkt men dat het FIP-virus ontstaat door een kleine verandering in een goedaardig coronavirus.
FELV
FELV (Feline Leukemie Virus) is een door (retro)virussen overgebrachte vorm van kanker van het bloed- en immuunsysteem.
Besmetting treedt op door directe overdracht van het virus via het speeksel bij onderling likken, blazen of bijten. Daarnaast
kunnen kittens via de placenta en de moedermelk geïnfecteerd worden.
Ongeveer 40% van de geïnfecteerde katten reageert met een effectieve afweerreactie, het virus wordt verwijderd en het dier
is weer genezen.
30% van de geïnfecteerde dieren wordt latente drager; dieren die drager van 'slapende' virussen (meestal in het beenmerg)
zijn. Deze dieren kunnen bij verminderde weerstand of bij ziekte door andere oorzaak wel ziek worden. In de latentietijd worden
ze niet gezien als een ernstig besmettingsgevaar voor andere katten.
De laatste 30% van de katten wordt ziek met virusuitscheiding óf kan een persisterende drager worden: hierbij is het virus
in het bloed aanwezig. Deze dieren hebben een zeer grote kans aan het virus te overlijden. Dit zijn ook de dieren die de infectie
kunnen overbrengen, gedurende (meestal) 1 tot 16 weken nadat ze zelf zijn geïnfecteerd.
FIV OF KATTENAIDS
FIV (Feline Immunodeficiëntie Virus) is een door (lenti)virussen overgebrachte virusziekte.
Besmetting treedt op door directe overdracht van het virus via bijtwonden. Dit houdt in dat vooral katers risico lopen omdat
ze vaak meer territoriale agressie vertonen. Ook het in de nek bijten bij de dekking kan overdracht van het virus bewerkstelligen.
Vooral in cattery's is dit de manier van overdracht. Daarnaast kunnen kittens in principe via de placenta en de moedermelk
geïnfecteerd worden, dit gebeurt echter (bijna) alleen als de moeder besmet wordt terwijl ze dragend of lacterend is.
Polycystic Kidney Disease (PKD)
PKD is een autosomaal dominante erfelijke afwijking van de nieren die vooral voorkomt in Perzen en met Perzen verwante rassen (dus ook de britten). De ziekte is al ruim 30 jaar bekend, maar wordt slechts sporadisch in de veterinaire literatuur besproken. De laatste 10 jaar kreeg het pas de slechte naam van een erfelijk, langzaam verergerend en onomkeerbaar ziekteproces.
De ziekte laat op ongeveer zevenjarige leeftijd een nierfalen zien dat veroorzaakt wordt door groeiende cysten (met vocht gevulde blaasjes) in de nieren, waardoor deze enorm vergroot kunnen worden en langzamerhand het normale nierweefsel verdringen De nieren raken hierdoor zo beschadigd dat ze hun functie niet meer behoorlijk kunnen uitoefenen. Het laat zich raden dat de dood het gevolg is. Vanaf de geboorte zijn in beide nieren kleine cysten waar te nemen. De cysten kunnen variëren in grootte van minder dan 1 mm tot groter dan 1 cm. Oudere dieren hebben meestal meer en grotere cysten. Ook in andere organen zoals de lever en de baarmoeder zijn cysten waargenomen. Doordat de ziekte slechts langzaam voortschrijdt, zullen niet alle katten de klinische symptomen in zodanige mate krijgen dat ze eraan sterven.
Sommige Perzische katten met ADPKD hebben levercysten en een kat die bij de spreker bekend is, had verwijding van lymfevaten en cystenvorming in de uterus. Katten met ADPKD kunnen al overlijden aan nierfalen voor er ontdekt is dat er sprake is van veel cysten in de lever.
Ruwweg wordt ADPKD bij katten gekarakteriseerd door cysten waarbij door de nier heen slechts een klein percentage van de nefrons (functionele nier eenheid, bestaande uit glomerulus en het aansluitende tubulussysteem) betrokken is. De grootte van de cysten neemt toe met de leeftijd. De plek waar de cysten ontstaan, varieert. Uitzonderlijke cystenvorming, hoewel niet karakteristiek voor specifieke nefronsgedeelten, zijn opvallend variabel.
Hypertrofische cardiomyopathie (HCM)
Hypertrofische cardiomyopathie (HCM) is een ziekte van de hartspier waarbij de hartspier plaatselijk sterk verdikt is (vaak de linker boezem) en daardoor minder goed kan functioneren. Symptomen kunnen zijn: ademhalingsproblemen, stolsels in het hart door zeer slechte doorstroming van het bloed en plotselinge dood door een ernstige hartritmestoornis of een attaque.
Bij mensen is sinds 1952 een ziekte bekend die zich fenotypisch uit door verdikking van de wand van de linkerboezem. Deze afwijking blijkt familiair en wordt autosomaal dominant overgeërfd. Een mutatie is in 1989 gevonden (in de heavy chain van het spiereiwit, beta myosine). Dit is een structureel eiwit waarbij een enkelvoudig defect gen (afkomstig van een der ouders) al kan leiden tot klachten.
Sedertdien zijn er 125 mutaties geïdentificeerd van 8 verschillende genen die elk voor zich een vorm van hyperytrofe cardiomyopathie kunnen veroorzaken.
Dus hoewel een DNA test binnen een familie vaak wel mogelijk is, is "de" test voor HCM niet zo eenvoudig. Het bewijs dat in elk geval een gemuteerd Beta myosine heavy chain gen cardiomyopathie veroorzaakt is geleverd door dit gen in te brengen in transgene muizen, die dan ook HCM ontwikkelden.